Rudolf Diesel (1858-1913)
Lang voor Diesel een jeansmerk en een horlogemerk werd, was diesel de naam voor dieselolie of gasolie, een aardolieproduct dat gebruikt wordt als brandstof voor dieselmotoren. De stof is genoemd naar de werktuigbouwkundige Rudolf Christian Karl Diesel (1858-1913), de uitvinder van de dieselmotor.
Wereldtentoonstelling
De geschiedenis van de dieselmotor begon in 1867 toen de 9-jarige Rudolf Diesel de wereldtentoonstelling in Parijs bezocht en hij zich daar vergaapte aan een van de eerste viertaktmotoren. Daar moet de kiem zijn gelegd om later werktuigbouwkundig ingenieur te willen worden. Na zijn afstuderen legde hij zich erop toe om een motor te ontwikkelen met een veel hoger rendement dan de bestaande brandstofmotoren en de stoommachine.
Rond 1885 kreeg hij het idee om lucht tot een dermate hoge druk te comprimeren dat in die samengeperste en daardoor zeer hete lucht ingespoten brandstof tot ontbranding zou komen, zonder ontstekingsmechanisme.
Patent
Op 28 februari 1892 werd aan Rudolf Diesel patent nummer 67207 verleend op zijn idee. Hij wist de directie van de Maschinenfabrik Augsburg-Nürnberg (M.A.N.) zo ver te krijgen dat zij geld staken in de ontwikkeling van zijn motor. Oorspronkelijk waren diesels alleen geschikt voor stationaire toepassing, bijvoorbeeld in fabrieken en de mijnbouw, omdat ze alleen op een vast toerental draaiden. Door de hoge compressieverhouding veroorzaakten die dieselmotoren veel trillingen en lawaai. De motoren moesten daarom ook extra zwaar worden uitgevoerd. Diesel ontwierp voor M.A.N. een serie die door de machinefabriek op de markt wordt gebracht.
Pindaolie
In 1900 stond Diesel zelf met zijn motor op de Wereldtentoonstelling in Parijs. Als brandstof gebruikte hij pindaolie. Minerale olie was op dat moment nog duurder. Ook was het nog niet zo algemeen verkrijgbaar als nu.
Hij stond sceptisch tegenover de vervuilende aardolie. Hij waarschuwde in zijn tijd al voor het grote gevaar van luchtvervuiling. In 1912 voorspelde Diesel: “Het gebruik van plantaardige olie als brandstof is vandaag de dag misschien onbeduidend. Maar dergelijke producten kunnen in de loop van de tijd net zo belangrijk worden als aardolie.”
Keuze voor nieuwe techniek
Het polderbestuur van de Achtermeer nam in 1912 de voor die tijd revolutionaire beslissing om de verbrande molen te vervangen door een dieselgemaal. Niet door een stoomgemaal, ook al waren stoomgemalen op dat moment gangbaar.
Het volgde daarmee het voorbeeld van de Nieuwe Niedorper Polder, waar in 1904 het eerste dieselgemaal van Nederland, en mogelijk van de wereld, werd gebouwd.
In de polders waar een dieselgemaal de pomp aandreef, had de techniek zich inmiddels bewezen. Vergeleken met een stoomgemaal was een dieselgemaal zeer gebruiksvriendelijk, compact (ruimtebesparend) en laag in brandstofkosten.
Roem en einde van de uitvinder
Diesel werd met zijn uitvinding miljonair. Maar door slechte investeringen, technische problemen en proceskosten om zijn patent te kunnen behouden, raakte hij zijn geld kwijt. Op 30 september 1913 verdween Diesel, die op weg was naar Engeland, onder mysterieuze omstandigheden van de s.s. “Dresden”, dat van Antwerpen naar Harwich voer.
Het vermoeden is dat hij zelfmoord pleegde vanwege zijn dramatisch slechte financiële situatie. Toch waren er ook geruchten dat hij zijn overlijden had verzonnen om aan zijn schuldeisers te ontkomen.
Speculaties waren er daarnaast dat Diesel vermoord zou zijn door concurrenten uit de olie-industrie, of door de Duitse geheime dienst die wilde voorkomen dat hij zijn kennis zou delen in Engeland, waarmee Duitsland een jaar later in oorlog zou raken.
Dieselauto
Aanvankelijk werden de dieselmotoren dus niet gebruikt voor de aandrijving van voertuigen, maar voor zogenaamd stationair gebruik, bijvoorbeeld de aandrijving van machines in een fabriek. Dit heet ook wel industriemotor.
Pas in 1915, dus na de dood van Diesel, werd de dieselmotor ingebouwd in een MAN vrachtwagen, waarna Mercedes-Benz vlak voor de Tweede Wereldoorlog de eerste Diesel-personenauto presenteerde.
De erfenis van Rudolf Diesel
De uitvindingen van Rudolf Diesel hebben drie punten gemeen:
- de uitvindingen gaan over warmteoverdracht door natuurlijke fysische processen of wetten;
- het mechanisch ontwerp getuigt van een bijzondere creativiteit;
- bij elke uitvinding ging het Diesel erom dat hij onafhankelijke ambachtslieden en kleine bedrijven in staat wilde stellen om te concurreren met de grote industrie.
Dat laatste punt werd helaas niet bereikt. De dieselmotor kon wel door kleine bedrijven worden gebruikt, maar juist de grote industrieën wisten er hun voorsprong mee te vergroten.
De motor kreeg in de 20e eeuw een wereldwijde toepassing voor het aandrijven van pompen, auto’s, tanks, treinen en vrachtwagens, en verder in mijnen, fabrieken, de scheepvaart en in de olie-industrie.