Afwatering

De polder Overdie-Achtermeer watert af op de ‘Schermerboezem‘. Om die term te begrijpen, is het nodig ver terug te gaan in de geschiedenis.

De naam Allecmere (Alkmaar) verwijst naar water. De naam is opgebouwd uit twee stukken, waarvan het tweede gedeelte ‘maar’ (vroeger ‘mere’) verwijst naar een waterloop. Het eerste gedeelte, Alk, betekent modderig. Alkmaar staat dus voor modderig water. In de geschiedenis van Alkmaar speelt water dan ook een belangrijke rol.

Alkmaar had in de Middeleeuwen regelmatig last van overstromingen, waardoor er soms meren ontstonden, en eeuwenlang moest worden gestreden tegen het water. Maar ook stimuleerde de aanwezigheid van water de ontwikkeling van de stad. Alkmaar was immers voor handelsschepen een aantrekkelijk stadje.

Schermerboezem

Noord-Holland stond in open verbinding met de Zuiderzee, doordat er zich in Edam, Schardam en het IJ stroomgaten bevonden. Deze open verbinding was gunstig voor de handel, maar zorgde ook voor overstromingen. Door de vele overstromingen, ontstond er ruzie tussen dorpen en steden in Noord-Holland. Niemand voelde zich geroepen om de verantwoordelijkheid en de kosten op zich te nemen, en ‘wie ’t water deert die ’t water keert’ werd regelmatig geroepen. Keizer Karel V kreeg door dat er via overleg niks zou veranderen, en stuurde drie raadslieden uit op onderzoek. Op deze manier werd het Hoogheemraadschap van de Hondsbossche in 1555 opgericht.

De stroomgaten naar zee werden gedicht en er kwamen sluizen. Door de sluizen ontstond er een waterberging of boezem, deze boezem bestond uit meren waaronder de Schermer en de Beemster. Het land kon zijn water kwijt in deze meren, die door de sluizen op zee werden gespuid. Deze boezem staat ook wel bekend als de Schermerboezem.

Door het droogmaken van de meren in de zeventiende eeuw, werd de Schermerboezem kleiner. Ze ging van 18.000 hectare naar 1.700 hectare. Maar de Schermerboezem was ook nodig om het water uit de meren te lozen. Hierdoor ontstond er ’s winters overlast. De Schermerboezem kon niet op zee spuien en werd te vol, waardoor de polders op het oude land volliepen met water omdat de dijken het begaven.

Vanaf 1795 gold daarom peilbemaling. Wanneer het Amsterdams Peil bereikt was in de Schermerboezem, mocht geen enkele poldermolen nog doorgaan met uitmalen. Dit werd doorgegeven door het hijsen van een blauwe vlag in de wieken van de molen, of door ‘s nachts kaarslantaarns te branden. Tegenwoordig wordt er nog steeds gebruik gemaakt van een stopsein, maar nu op een moderne manier via telefoon en internet.

Noordhollandsch Kanaal

Er ontstonden problemen met de Zuiderzee, omdat er verzanding optrad. Hierdoor was Amsterdam minder goed bereikbaar, waarna Amsterdam op zoek ging naar een alternatieve handelsroute. Koning Willem I zag in dat de handel in Nederland achteruitging en wilde hier verandering in brengen, door te zorgen dat Amsterdam verbonden werd met de zee door het graven van een kanaal: het ‘Groot Noordhollandsch Kanaal’. Het plan was om dit kanaal vanaf Amsterdam te laten lopen naar Den Helder, vooral door bestaande vaarten te verbreden en te verdiepen. Alkmaar hoopte hier winst te behalen door haar gunstige positie. Het stadsbestuur zorgde ervoor dat het kanaal recht door Alkmaar kwam te lopen. In 1825 werd het kanaal officieel geopend. Op dat moment was het het grootste kanaal van de wereld, namelijk 5,60 meter diep en 37 meter breed.

Helaas betekende dit voor Alkmaar niet dat haar handelspositie sterker werd, het bleek juist de vernietiging hiervan. De schippers die hun handelswaar voorheen naar Alkmaar brachten om deze hier op de markt te verkopen, voeren door naar steden als Zaandam en Amsterdam. Ook zorgden de bochten en vlotbruggen ervoor dat Alkmaar een vervelend stuk was om door te varen, dus wilden de meeste schippers haar liever voorbijgaan. Het Noordhollandsch kanaal was vrij water, waardoor Alkmaar geen tolinkomsten ontving.

Maar een groot voordeel was dat het beheer van de Schermerboezem er sterk op vooruit ging. Via het kanaal kon de regen van polders in Noord-Holland naar zee worden afgevoerd door de sluizen van Den Helder. Dat geldt ook voor het water uit de Achtermeer in Alkmaar dat door het Dieselgemaal wordt gespuid. Bij hevige regenval wordt het Dieselgemaal door het Hoogheemraadschap ook de laatste decennia nog ingeschakeld om het water weg te pompen.

In de 19e en 20e eeuw veranderde het vervoer, de schepen werden groter en het kanaal bleek niet te voldoen als geschikt vaarwater voor handel. Amsterdam startte in 1851 de zoektocht naar een korter kanaal naar zee, en legde daarvoor het Noordzeekanaal aan, dat in 1876 opende. Ook landwegen, trein en tram werden steeds vaker gebruikt als handelswegen. Alleen zware materialen met een groot volume bleken goed te vervoeren via water. Tegenwoordig wordt het Noordhollandsch Kanaal alleen nog recreatief en voor het vervoer van ruwe mineralen gebruikt.

Voor de snelle afwatering van de regen van meer dan 70 polders in Noord-Holland zijn het Noordhollandsch Kanaal en de boezemgemalen bij Den Helder, Zaandam en Schardam van levensbelang.