De familie Leegwater
Wie de naam Leegwater hoort, zal waarschijnlijk eerst denken aan de molenmaker en waterbouwkundige Jan Adriaanszoon Leeghwater uit de Rijp, die in de eerste helft van de 17e eeuw verantwoordelijk was voor de drooglegging van de Heerhugowaard, de Purmer, Schermer, Starnmeer en Wormer.
Maar de familie Leegwater die hier wordt besproken, stamt daar niet van af. De Leegwaters zetten wel in zekere mate het werk voort van de inpolderaars van de Overdie-Achtermeer, door met hun molen of gemaal de polder droog te houden.
Na het ontstaan van de polder Overdie-Achtermeer in de 16e eeuw, werd de polder droog gehouden met windmolens. Deze molens stonden op verschillende plaatsen in de Overdie-Achtermeer. Op een kaart van Johannes Blaeu van 1649 is al een molen te zien op de plek waar nu het dieselgemaal is gelegen, en is er al een tochtsloot getekend van de molen naar de Blekerssloot voor de afwatering.
De laatste twee molens die op (wat toen nog heette) de Overdiepolder 1 stonden, zijn in resp. 1886 en 1912 verwoest door brand na blikseminslag. In 1913 werd op dezelfde plek het dieselgemaal gebouwd.
In de archieven vinden we de namen van de molenaars die door de eeuwen heen de molen draaiende hielden, zoals Cornelis Gorter, Leendert Sterreveld, Symon Outdorp, Arie Zwaan, Jan Baltus en vele anderen.
Maar uit de familie Leegwater kwam de eerste machinist van het dieselgemaal, die de overstap had gemaakt van het beroep van molenaar naar het beroep van machinist. Zij maakten verschillende grote veranderingen mee.
Theodorus (roepnaam Dirk) Leegwater (1883-1949) kwam uit een geslacht van watermolenaars. In 1910 werd hij molenaar van de in 1887 herbouwde molen en hij maakte dus al na twee jaar mee dat de molen afbrandde.
In 1913 werd hij de eerste machinist van het dieselgemaal in de polder Overdie-Achtermeer, gesteund door zijn vrouw Corrie Wester (1885-1952). Dat bleef hij tot in 1947 zijn zoon Joop het stokje over nam.
In 1926 werd er een machinistenwoning bij het gemaal gebouwd, die aangesloten werd op het elektriciteitsnet. Dirk Leegwater ging daar wonen, op Overdiepolder nr. 2.
Molenaar zijn werd altijd gecombineerd met het boerenbedrijf, want de inkomsten uit het maalbedrijf waren niet voldoende om van te kunnen leven. In de praktijk betekende dat de verbouw van aardappelen en groenten, het houden van koeien, geiten, schapen en kippen op de grond bij de molen en het gebruik van de schapenwol voor het zelf maken van de kleding.
Kinderen hielpen mee in het bedrijf zo gauw dat kon. Ook bij de komst van het dieselgemaal in 1913 bleef het gemengd bedrijf.
De kinderen Leegwater dragen op deze foto uit 1922 nette leren schoenen op weg naar school, maar hebben hun klompen aan gehad op het eerste stuk vanaf de boerderij, want op het land dat laag gelegen was, stond vaak water. Vader Dirk staat hier achter de bokkenwagen en zoon Joop, die vanaf 1947 zijn vader zou opvolgen, zit op de kar.
De overstap van het molenaarsberoep naar het machinistenbedrijf, waar een technische scholing voor nodig was, werd gezien als een stijging op de sociale ladder. Dit werd in de loop van de tijd ook vertaald in een hoger salaris. De molenaar verdiende in 1912 nog 100 gulden, als machinist werd dit in 1913 het dubbele, oplopend tot 410 gulden in 1940.
Toen Dirk Leegwater in 1947 ziek werd, nam zijn pleegzoon Joseph (Joop) (1922-1986) het van hem over. Het adres van de machinistenwoning wijzigde van Overdiepolder 1 naar Overdiepolder 2.
Joop en zijn vrouw Trien maakten mee dat in de Overdiepolder en de Achtermeer het aantal woningen werd uitgebreid. Aan de Willem de Zwijgerlaan ontstond de eerste ‘hoogbouw’ in Alkmaar. Rond 1950 begon de gemeente ook met de bouw van flatwoningen in Overdie. In de Achtermeer verrees de Staatsliedenbuurt.
Deze uitbreiding van de bebouwing, ging ten koste van zijn boerenbedrijf. Naast machinist werd hij conciërge van de naastgelegen LTS.
In 1962 werd de polder als bestuurseenheid opgeheven, Joop Leegwater kreeg daardoor een nieuwe baas: de gemeente Alkmaar.
In 1964 veranderde het adres van het gemaal in Cort van der Lindenkade 34 en de machinistenwoning kwam te liggen aan de Cort van der Lindenkade 33.
In 1971 belandde Joop Leegwater in het ziekenhuis. De enige die nog wist hoe het dieselgemaal te bedienen, was zijn 17-jarige zoon Jos, die in militaire dienst zat. Op bevel van de burgemeester werd Jos uit militaire dienst ontslagen om het dieselgemaal te bedienen.
In 1984 ging Joop met pensioen. Hij werd toen opgevolgd door zijn zoon Johannes Leegwater (1957-1992) (Hans). Die was van beroep horlogemaker en bediende het gemaal vooral in de avonduren en in het weekend. Was de waterstand erg hoog, dan mocht hij van zijn werkgever vrij nemen.
Hans zou de laatste machinist van het dieselgemaal zijn. In 1988 werd het dieselgemaal vervangen door een elektrisch gemaal. Maar het dieselgemaal bleef bestaan als museum. Er werd gedraaid door een groep vrijwilligers, waarvan Hans de eerste was.
Hans kwam in 1992 door een verkeersongeval om het leven. Zijn weduwe, Marion Buren (1960) bleef wonen in de machinistenwoning.
Als eerbetoon aan de laatste twee machinisten van het dieselgemaal Joop en Hans Leegwater, heeft het gemaal in 1993 de naam “J. Leegwater” gekregen.
Tegenwoordig is er een groep enthousiaste vrijwilligers die het dieselgemaal onderhoudt en draaiende houdt.